“Van herhaling gesproken”
Erik Kwakernaak, Levende Talen Magazine,
2011
Als je spreekt in je moedertaal gaat dat geheel automatisch,
je hoeft er niet lang over na te denken. Als je spreekt in een vreemde taal
moet je eerst vocabulaire ophalen, en moet je grammaticale structuren
produceren. Je bent daar dus meer tijd mee kwijt.
Je zult de vreemde taal dus moeten automatiseren, om
vloeiend te kunnen spreken en schrijven.
In de jaren 70 probeerde men dit met de audio-linguale methode
te bereiken. De leerlingen moesten veel lezen en luisteren, en men ging er
vanuit dat met zo vanzelf tot lezen en spreken zou komen, als een soort
natuurlijke taalverwerving. In de praktijk bleek dit niet voldoende te werken.
De belangrijkste reden hiervoor was gebrek aan herhaling.
Om een taal je eigen te maken, zul je de verworven stof veel moeten herhalen,
om deze zo te automatiseren.
In de audio-linguale methode maakt men onderscheid in vijf
verschillende beheersingsniveaus:
Beheersingsniveau
|
Woordenschat
|
Grammatica
|
|
1
|
Receptieve beheersing
|
Leerling begrijpt
betekenis
Woord/uitdrukking.
|
Leerling begrijpt
betekenis van structuur.
|
2
|
Productieve beheersing in
Schriftelijke vormgerichte situaties
|
Leerling kan bijv. in gatenzin juiste woord/uitdrukking
invullen
|
Leerling kan bijv. in gatenzin
structuur correct invullen
|
3
|
Productieve beheersing
in mondelinge
Vormgerichte situaties
|
Leerling kan in
mondelinge invuloefening woord/uitdrukking correct produceren.
|
Leerling kan in
mondelinge oefening structuur correct en vloeiend produceren.
|
4
|
Productieve beheersing in schriftelijke
inhoudsgerichte situaties
|
Leerling kan bijv. in briefopdracht
woord/uitdrukking correct produceren.
|
Leerling kan bijv. in briefopdracht de
structuur correct produceren.
|
5
|
Productieve beheersing
in mondelinge inhoudsgerichte situaties.
|
Leerling kan bij geleid
of vrij spreken woord of uitdrukking correct en vloeiend produceren.
|
Leerling kan bij
geleid of vrij spreken grammaticale structuur correct en vloeiend produceren.
|
Verschillen in de begripsparen gebruikt in het vorige
schema:
Receptief
(ontvangen van vocabulaire en
structuren)
|
Productief
(produceren van vocabulaire en
structuren)
|
Mondeling
(weinig tijd voor het produceren, hoog
tempo)
|
Schriftelijk
(relatief veel tijd, laag tempo)
|
Vormgericht
(het gaat alleen of vooral om de
taalvorm)
|
Inhoudsgericht
(zowel taalvorm als inhoud zijn
belangrijk)
|
In leergangen van nu valt op dat er weinig wordt herhaald.
Ook blijkt dat beheersingsniveau 3 nauwelijks voorkomt, waardoor de stap naar
beheersingsniveau 5 erg hoog wordt. Bovendien ligt de nadruk op schriftelijke
oefeningen, zowel voor grammatica als voor vocabulaire, die veel tijd kosten,
en waarvoor een laag tempo nodig is. Leergangen bieden vaak complexe open
spreekopdrachten aan, i.p.v. geleide spreekopdrachten.
Complexe
spreekopdrachten:
- Kosten veel tijd.
- Tijdens de voorbereiding wordt er veel Nederlands gesproken.
- Door de complexiteit van de opdracht is het moeilijk feedback te geven, er is een te grote variatie aan inhouden, taalvormen en te maken fouten.
Geleide
spreekopdrachten:
- Kosten weinig tijd.
- Zijn gerichter op inhoud, taalvorm en te maken fouten.
- Zijn compacter.
- Bieden evenveel formuleringsvrijheid als complexe spreekopdrachten.
Tot slot nog enkele mogelijkheden voor betere spreekvaardigheidresultaten:
- Verhoog de mondelinge doeltaalomzet. (doeltaal=voertaal)
- Besteed kostbare contacttijd aan mondelinge activiteiten
- Verhoog het tempo van verwerking van de doeltaal.
- Haal meer mondeling werk uit de leergang.
- Zorg dat spreekoefeningen snel te doen zijn.
- Zorg voor een flinke voorraad geleide spreekopdrachten.
- Organiseer feedbackmogelijkheden.
- Organiseer af en toe complexe open taken.